Artikelen

Hajo van Beijma over het Hoe, Wat & Waarom van Text to Change

Tijdens de Mobiles for Good Challenge gaan zes teams vier maanden lang aan het werk om hun mobiele toepassing gericht op maatschappelijke impact te ontwikkelen, te testen en pitchready te maken. De teams ontvangen een startkapitaal van €3.

Gepubliceerd op 6 oktober 2014


Tijdens de Mobiles for Good Challenge gaan zes teams vier maanden lang aan het werk om hun mobiele toepassing gericht op maatschappelijke impact te ontwikkelen, te testen en pitchready te maken. De teams ontvangen een startkapitaal van €30.000,- voor het realiseren van hun mobiele toepassing en moeten dit bedrag zelf aanvullen door middel van crowdfunding. Lees hieronder het interview met jurylid Hajo van Beijma van Text to Change


2007, Afrika. De voorlichting op het continent bestaat vooral uit eenzijdige Billboardleuzen als ‘Wees trouw’ en ‘Doe niet aan seks’. It-er Hajo van Beijma en marketeer Bas Hoefman bedenken dat het anders moet en zetten de sociale onderneming Text to Change op: via sms-jes krijgen mensen interactieve voorlichting over gezondheid, educatie, landbouw en sociale onderwerpen. Hajo was dit jaar een van de juryleden van Mobiles for Good. We spraken hem uitgebreid over zijn ervaringen en verwachtingen als sociaal ondernemer.


Je bent dit bedrijf begonnen omdat je de potentie van het gebruik van mobiele technologie voor sociale verandering zag in opkomende markten. Hoe kan mobiele technologie dan voor sociale innovatie zorgen? 
“Het is een manier om mensen over de hele wereld te bereiken. De intrinsieke behoefte om boodschappen te krijgen is er altijd. Voor iedereen is informatie over je gezondheid en sociale onderwerpen belangrijk, maar het merendeel van de wereld heeft er geen toegang tot omdat ze geen apps, stroom of een goede internetverbinding hebben. We keken toen naar de groei van mobiele technologie en voorspelden een enorme groei richting de allerarmsten en opkomende middenklasse. Niet de dure apparaten, maar die tien dollar Nokia’s waren in opkomst. Om de opkomende middenklasse, dus bijna heel Afrika, Azië en Zuid-Amerika te bereiken gingen we verder op aannames en trends die we dachten te zien. We zijn toen een social enterprise gestart en een pilot in Uganda. Na een paar lastige jaren gaat het nu hard. We zijn inmiddels actief in zeventien landen, waar we meer dan honderd campagnes gedaan hebben.”


Hoe kregen jullie financiering voor dat eerste pilotproject in Uganda? 
“Dat was heel moeilijk. De reguliere partijen zoals non-profits, Buitenlandse Zaken en bedrijven met banden in Uganda wilden allemaal niet. Uiteindelijk belandden we bij de afdeling Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) van een grote Amerikaanse farmaceut. Zij werkten elk jaar vanuit een MVO-gedachte aan een paar projecten die ze wel leuk vonden. Ze geloofden niet dat we succesvol zouden worden, maar vonden het wel interessant dat we het gingen proberen.”


In die tijd was de MVO-gedachte in opkomst, door sommige bedrijven uit goede wil omarmd maar door menig bedrijf ook om hun imago op te vijzelen. Jullie konden dus wel profiteren van die ontwikkeling. 
“Zeker. Afrika was jaren daarvoor uitgeroepen tot een ‘lost continent’; een gebied waar je eigenlijk niks mee kon. In de 53 landen heerste overal oorlog, hongersnood of een gebrek aan economische groei. In 2007 begon de crisis ook Europa te raken en daarmee ontstond ook het besef dat Afrika toch wel een goede markt had, veel dingen wel goed gingen en er ook economische groei bestond. De Economist kopte zelfs met “Africa rising”. Voor Nederlandse bedrijven was het lastig om meteen zwaar te investeren, maar er waren wel voorzichtige pogingen vanuit het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.”


Betekent dat ook dat TTC nu minder goed van de grond gekomen zou zijn? 
“Het zou anders gaan nu. We zouden sowieso iets te laat zijn, toen waren we iets te vroeg. Tussentijds merkten we wel dat overheden, bedrijven en NGO’s vanuit hun business-strategie, dus niet omdat dat bijdroeg aan het maatschappelijk verantwoorder zakendoen, steeds vaker naar Afrika trokken. Wij hebben destijds een jaar moeten leuren met ons businessplan, ik denk dat het nu makkelijker zou gaan.”


Het lijkt me heel erg lastig om in een kort bericht de juiste informatie ook nog eens aantrekkelijk te verpakken, vooral als je de lokale tone-of-voice niet kent. 
“Dat is absoluut waar. Het merendeel van onze werknemers woont daarom ook lokaal. We hebben wel een back-office in Amsterdam, maar het echte werk gebeurt vanuit onze kantoren in Afrika en Zuid-Amerika. Van de dertig werknemers zijn er ook maar vier technisch, de rest houdt zich met content bezig. Dan moet je denken aan interactie-designers, mensen die informatie heel goed kunnen vertalen naar de lokale behoeften en tone-of-voice. Als we een sms-campagne in West-Oeganda doen moeten we de berichten aanpassen voor Oost-Oeganda, omdat je daar minder goed over woorden als seks en vreemdgaan kunt praten.


Hoe zorgen jullie voor opschaling? 
“De berichten die mensen krijgen en de wijze waarop ze betrokken worden bij de inhoud is bepalend voor de schaalbaarheid. Of een campagne succesvol wordt is voor 99,9 procent afhankelijk van de boodschap: de inhoud, frequentie, tone-of-voice, interactiviteit. Daar doen we ook heel veel onderzoek naar. We gebruiken feedback van de eindgebruiker continu om te groeien. We zijn echt niet de beste technische organisatie, maar het platform ‘sms’ werkt gewoon goed, dus daarom zijn de content en de samenwerking de belangrijkste factoren voor opschaling. De technologie is slechts het kanaal dat dit faciliteert.


Het succes van een campagne is volledig afhankelijk van de input van locals. De eerste campagne was een interactieve aids-quiz waarbij mensen prijzen konden winnen. Die vragen hadden we in Nederland ontworpen, maar dat werkte voor geen meter. Toen zijn we gelijk geswitcht naar lokale deskundigen voor het schrijven van de berichten.”




Hoe combineer je sociale met commerciële belangen? 
“Dat is echt een kwestie van de juiste balans. We hadden in het begin helemaal geen oog voor economisch rendement. We werden gevraagd voor allerlei programma’s over bijvoorbeeld kindermishandeling, dat vonden we fantastisch. Ook haalden we veel voldoening uit het feit dat we iets bedacht hadden dat echt werkte, maar op een gegeven moment begonnen we het financieel wel te voelen. Nu gaan we voor een 50/50 verhouding. Er moet sociale impact zijn, het moet schaalbaar én economisch rendabel zijn. Als we alleen maar commerciële dingen zouden doen rondom ringtones, dating of voetbalresultaten waren we een heel andere club.”


Kun je voorbeelden geven van succesvolle sms-campagnes? 
“In Tanzania loopt een campagne rondom zwangerschapsinformatie waar nu 460.000 mensen aan meedoen. Het lastige aan deze campagne is dat het gaat om een heel grote samenwerking tussen de lokale en de Amerikaanse overheid. Als kleine Nederlandse partij kregen we de kans hier aan mee te werken. Het doel was om 20.000 tot 30.000 mensen te bereiken, met aangepaste berichtjes. Het is logisch dat je bijvoorbeeld in de vijftiende week van je zwangerschap andere informatie krijgt dan je buurvrouw die tussendoor in een survey heeft aangegeven dat ze minder tomaten of ander ijzerhoudend voedsel eet dan jij. Doordat mensen het zo waardeerden is het in twee jaar zo groot geworden dat de dienst in sommige Oost-Afrikaanse gebieden meer gebruikt wordt dan Google. Normaal duurt een campagne ongeveer een jaar, maar dit wordt waarschijnlijk wel een vaste dienst.


De grootste meerwaarde ten opzichte van eenzijdige voorlichting is dat we mensen vragen stellen, bijvoorbeeld of ze hun medicatie vertrouwen. Ook preventieve campagnes werken goed, zoals nu rondom Ebola in Mali. Of neem Malaria. Je kunt dan denken aan informatie over hoe een muskietennet werkt; hele basale dingen die veel mensen toch niet weten.


Naast interactief sms-verkeer sturen jullie ook herinnerings-smsjes voor bijvoorbeeld medicijngebruik. Dat betekent dat lokale ziekenhuizen die data beschikbaar stellen, terwijl dat in Nederland vaak niet gebeurt. 
“Als je aan lokale ziekenhuizen in Afrika uitlegt wat de voordelen van data delen zijn, dan gaat het vaak heel snel. In Nederland hebben we te maken met veel reguleringen, het is dichtgetimmerd hier. Dat heeft ook te maken met privacy en beveiliging maar andere kant beperkt het ook heel erg wat de eindgebruiker wilt. Wij houden ons gewoon aan die regels, vertonen geen cowboygedrag. Als het gaat om data delen kan het Westen nog veel leren van de Afrikaanse landen. Ook worden in de Afrikaanse landen eindgebruikers veel meer betrokken bij het opzetten van programma’s dan in Nederland. We zijn nu gestart met een programma in St. Louis (VS), en de opzet van dit programma is gebaseerd op de programma’s die we in Afrikaanse landen draaiden. Dit is reversed innovation.”


TTC valt in de m-health sector op vanwege de simpliciteit. Werken low-tech oplossingen beter dan high-tech? 
“Ik geloof heel erg in die benadering, ik ben echt een low-tech mens. Het gaat er volgens mij om, om zoveel mogelijk mensen te bereiken. Ik ben dan ook groot voorstander van het ontsluiten van alle data in bijvoorbeeld de gezondheidszorg. Als we dan gelijk iets zouden ontwikkelen wat heel veel mensen buitensluit, omdat ze bijvoorbeeld een app moeten downloaden of in een bepaalde stad moeten wonen, dan zouden wij het veel minder leuk vinden. Je kunt ook kijken hoe je kunt meeliften op een technologie die er al is, in plaats van iets nieuws in de markt zetten en dan afwachten tot de kleine groep gebruikers groeit. Ik vind het in deze sector geen goede manier van zakendoen als je alleen iets maakt voor bijvoorbeeld Android-gebruikers. Daar zouden wij slecht door slapen.”


Onlangs is aan TTC een B-certificaat uitgereikt, als een van de eerste bedrijven in Nederland. B-corporaties zijn een nieuw soort bedrijven die de kracht van business gebruiken om sociale en milieu- problemen op te lossen. Hoe zie jij de toekomst van sociale innovaties? 
Resoluut; “Het is de enige weg vooruit. De trend is dat het vertrouwen in de traditionele ontwikkelingssamenwerking afbrokkelt. Ook beseffen steeds meer mensen dat grote problemen zoals armoede of Ebola globale consequenties hebben. Je helpt niet meer ‘de zielige Afrikaan’, maar draagt ook bij aan de terugkeer van Europa als belangrijke speler in de internationale wereldeconomie. Aan de andere kant zie je ook dat bedrijven afgerekend worden op minder sociale doelen zoals puur winstbejag. Pas afgestudeerden staan niet meer te springen om bij zulke mega-corporaties te werken. Er is een middenweg aan het ontstaan die tussen ontwikkelingssamenwerking en keiharde bedrijfsvoering zit. Sociaal ondernemen is de perfecte middenweg tussen alleen maar goed doen (want daar geloof ik ook niet in) en goed ondernemen.”


Heb je tot slot nog tips voor de Mobiles for Good teams? 
“Kijken naar internationale trends. Nederland is een perfect land om iets te beginnen, een goed omgeving om ideeën te testen, mentors te raadplegen en financiering te krijgen. Maar als je na een jaar of twee je product of dienst goed hebt neergezet in de Nederlandse markt, dan moet je weg. Kijk dan naar andere Europese landen, Azië, Afrika of Amerika. Dan kun je echt opschalen. De Verenigde Staten valt niet onder de opkomende markten, maar er heerst wel een enorme open cultuur. Disruptieve technologieën die andere business-modellen omvergooien worden daar echt omarmd, terwijl die in Nederland toch wel met argusogen bekeken worden. In Amerika is het juist de reden dan investeerders uit hun bed komen, kijk maar naar tech-start-ups als Uber en Air Bnb.”


Dit interview verscheen op www.mobilesforgood.nl 


Meld je aan voor onze nieuwsbrief!

Contact

Cabralstraat 1
1057 CD Amsterdam
info@social-enterprise.nl

 

Route

 

 

KVK-nummer: 54772028

BTW nummer: NL8514.34.447.B01

Founding partners:

 

  • PwC-logo-wit.png
  • logo stichting doen.png
  •